top of page

Een ezel in Vieste

​

Op Reis

​

 

Onwennig stuurt Susanne de kleine Fiat 500 door de bergpas. Bij iedere bocht vangt ze een glimp op van de baai met het azuurblauwe water. Tijd om wat langer te kijken heeft ze niet, ze heeft al haar aandacht nodig voor de weg. Het wegdek is slecht en het passeren van tegenliggers vereist nogal wat stuurkunst. Het lijkt wel of er een week voorbij is gegaan sinds ze aan kwam op het vliegveld in Barí en een selfie maakte bij de letters ‘Welcome in Puglia’.

In werkelijkheid is het nog maar een paar uur geleden dat ze landde en via de sobere buitenwijken de stad verliet. Ze heeft gekozen om via de kust naar haar eindbestemming te rijden met links van haar eindeloze olijfboomgaarden en rechts de zee. Bij het watervogelgebied Margherita di Savoia heeft ze een kleine pauze ingelast. Ademloos heeft ze gekeken naar een grote groep flamingo’s, ogenschijnlijk rustig balancerend op één poot om vervolgens plotseling op te vliegen als een grote roze wolk.

 

Ze is voor het eerst in Italië; het is ook haar eerste reis alleen. Bas had haar overgehaald te gaan. ‘Het is je in de schoot geworpen Susanne, je moet hier wat van maken,’ had hij gezegd.

Bas zag altijd overal kansen. Bas hield van het perfecte plaatje. De perfecte vriendin, de duurste restaurants en de mooiste merkkleding. Blijkbaar paste zij niet meer in het perfecte plaatje. Twee weken geleden had hij ineens besloten met zijn collega Janice naar Canada te vertrekken voor ‘werk’, in plaats van met haar naar Italië. In een zeldzaam moment van moed had ze besloten alleen te gaan!

 

Na de volgende bocht ziet Susanne een uitkijkpunt met een hoge stenen toren. Ze parkeert de auto en stapt uit. De zeewind speelt met haar lange donkere haren. Het uitzicht over de Adriatische zee is fantastisch evenals de grotten in de witte rotsen langs de kustlijn; uitgesleten door het eindeloze beuken van de golven. Iets verder ziet ze haar eindbestemming liggen: Vieste.

Het witte stadje schittert in de zon op de hoge rots, die ver in zee uitsteekt. Het is een prachtig gezicht en het geeft haar het gevoel of ze in een historische roman is beland.

    

Een half uurtje later rijdt Susanne het stadje binnen langs de verlaten boulevard. Het is al eind oktober en het toeristenseizoen is voorbij. Op enkele wandelaars na is het strand leeg. Voor zich heeft ze een mooi uitzicht op Pizzomunno, de grote witte rotspunt die statig vanuit de zee oprijst. Ze kent het oude verhaal van de knappe zeeman die versteend van verdriet achterbleef toen jaloerse zeemeerminnen zijn geliefde naar de bodem van de zee sleepten.

 

Ze parkeert langs de boulevard en belt het nummer om in haar beste Italiaans haar locatie door te geven. Even later komt er een kleine vrouw in een Jeep aangereden. ‘Sono Dominica,’ begroet de vrouw haar allerhartelijkst. En dan, met een vrolijk ‘andiamo’  stapt ze in haar Jeepje om Susanne voor te gaan door de smalle straatjes naar het huisje. Het huisje van tante Bets.

​

 

*

 

‘Het huisje is voor jou Susan, als ik er niet meer ben’.

Susanne ziet het beeld van haar tante nog levendig voor zich. Zoals ze daar altijd zat in de grote bruine fauteuil. Zilveren krulletjes rond een gezichtje vol rimpels. Sinds ze in Utrecht is komen wonen, bezoekt ze haar tante Bets graag in het huis aan de gracht. De woonkamer grenst aan een prachtige ommuurde stadstuin; de grote trots van tante. Tante Bets praat graag over haar huisje in Italië. Susanne laat haar maar; ze is nooit in Italië geweest en wil er helemaal niet aan denken dat tante Bets er niet meer zou zijn.

Voor jou en voor Gert.’

Susan kijkt verbaasd op.

Wie is Gert?’

Gert is een grote eigenwijze ezel, die komt en gaat wanneer hij wil,’

‘Ik wist niet dat u daar een ezel had.’

‘Ezels zijn overal kind.’

​

*

 

Susanne schrikt op uit haar overpeinzingen als ze achter Dominica een kleine binnenplaats op rijdt langs een oude hek. Ze zijn er! Het witgeschilderde huisje heeft zachtgroene luiken en grenst aan een oude olijfboomgaard. Achter het huisje ligt een ruim terras met bloeiende oleanders in wit en roze. Voor Susanne voelt het alsof ze thuiskomst; haar eigen huis in Italië. Geërfd van haar lievelingstante.

 

 

Vieste

​

 

Langzaam loopt Susanne de treden op van de eindeloos lange witte trap. De trap is beschilderd met grote rode harten en teksten als Aspettero (ik zal wachten). De klim beloont haar met een geweldig uitzicht. Ze slaat linksaf naar de oude binnenstad; het Centro Storico.

De zon gaat bijna onder en de wandlampen naast de oude stadspoort werpen een sprookjesachtig licht op de lichte stenen.

Op haar gemak slentert Susanne door de smalle oude steegjes. Ze aait de kittens op het pleintje, die zich tegoed doen aan een portie vis. Via het pad langs de oude stadmuur met uitzicht op de zee komt ze uit bij La Chiesa Di San Francesco, het witte kerkje. Susanne gaat op een pittoresk muurtje zitten met haar gezicht naar de zee. Vanaf hier heeft ze goed zicht op de verlichte oude haven en het eilandje met de vuurtoren. De afgelopen dagen heeft ze de omgeving verkend, mooie wandelingen gemaakt en een spectaculaire visdemonstratie op het oude vissersplatform, de Trabucco, bijgewoond. Als koordansers lopen de vissers op de lange palen die ver over zee steken en waar de netten aanhangen. Eeuwenlang is hier zo gevist.

 

Weer thuis kijkt Susanne vanaf het terras over de kleine olijfboomgaard achter het huis. De grijsgroene blaadjes glinsteren in het maanlicht. De oude bomen dragen nog vruchten, die erg bitter smaken. Ze heeft geen idee wat ze ermee moet gaan doen. Overal is de olijfpluk al in volle gang. Met kleine rubberen machientjes op een lange stok ritsen de plukkers de olijven uit de bomen zonder de bomen te beschadigen. De boomgaarden liggen vol met netten, waar de olijven op vallen. Met het ophalen van de netten verzamelen de plukkers de olijven, waarna ze in grote bakken worden geschept. ’s Avonds zie je bestelwagentjes met laadbakken vol olijven naar de perserij rijden. Susanne grinnikt in zichzelf. Nooit had ze een duidelijk doel in haar leven en ineens is ze de eigenaresse van een huis, een olijfboomgaard en een ezel, genaamd Gert. Het dier heeft zich alleen nog niet laten zien.

 

Het zware ronkende geluid van een motor wekt haar uit haar overpeinzingen. Als ze om de hoek van het witte huisje loopt, ziet ze een motorrijder haar tuin binnen rijden. De motor lijkt te klein voor zijn forse berijder. De man stapt van de motor af, legt zijn helm op het zitvlak en komt met uitgestoken hand op haar af lopen. Hij draagt een verwassen zwart hemd op een oude spijkerbroek; hij is kaal, maar heeft wel een baard.  Op zijn armen prijken verbleekte tatoeages. Susanne negeert de uitgestoken hand met de doodskopringen. ‘Wat kan ik voor u doen?’ vraagt ze bitser dan ze van plan was. Het huisje en de boomgaard zijn haar in de korte tijd dat ze hier is zo dierbaar geworden, dat deze onverwachte bezoeker als een indringer voelt.

‘Jij moet Susanne zijn,’ zegt de dikke man in het Nederlands.

Hij glimlacht haar vriendelijk toe. Een sigaret bungelt in zijn linker mondhoek en ze ziet dat hij een tand mist uit zijn ondergebit.

‘Ja dat klopt, en u bent?’ Susanne kijkt de man achterdochtig aan.

‘Ik ben Gert,’ zegt de man opgewekt!

​

​

​

​

​

Kort verhaal geschreven in augustus 2020 t.b.v. Schrijfwedstrijd Bibliotheek Utrecht (max. 1.250 woorden) met als opdracht: Neem je lezer mee op reis.

​

​

IMG_20191107_142254 (002).jpg
20191104_201018.jpg
81d5bbbd-5e34-4e8d-8cf5-80af0dea4da8.JPG
20191106_161942.jpg
bottom of page